• Bellen
  • Mailen
  • Afspraak
    maken
  • Afspraak
    maken
  • Bel me terug
    • Meer dan 20 jaar ervaring
    • Goede bereikbaarheid
    • Altijd snel terecht
    • Persoonlijk contact
    • Diverse specialisaties
    • Op maat gemaakte slippers en sandalen
    • Medisch pedicure
    • 1 aanspreekpunt voor al uw voetzorg
    • Ook zonder verwijzing mogelijk
    • Nauwe samenwerking met andere disciplines

    Knie- en beenklachten

    Knie- en beenklachten

    Het kniegewricht bestaat uit het bovenbeen (femur), scheenbeen (tibia) en de knieschijf (patella), gewrichtsbanden, kruisbanden en menisci. Het kniegewricht is een scharniergewricht, wat betekent dat het kniegewricht in één richting kan bewegen (strekken en buigen).
    Het kniegewricht dankt zijn stabiliteit voornamelijk aan de sterke en strakke ligamenten (gewrichtsbanden en kruisbanden). Deze ligamenten houden de botstructuren strak bijeen.

    Wanneer de knie gestrekt is, is deze redelijk stabiel door een behoorlijk groot contactvlak van het bovenbeen in de ondiepe kom van het scheenbeen. De menisci dragen door hun vorm en structuur ook bij aan deze stabiliteit en zorgen er ook voor dat het buigen en strekken soepel verloopt.

    De gewrichtsbanden (collaterale banden) aan de zijkanten van de knie zorgen voor de zijdelingse stabiliteit. De kruisbanden, die zich in het gewricht bevinden, zorgen voornamelijk voor de stabiliteit in voorwaartse en achterwaartse bewegingen van de knie. Aan de voorkant van de knie zit de knieschijf (patella).

    Deze zorgt ervoor dat de grote beenstrekkende spier (M. quadriceps femoris) soepel over de knie kan glijden.
    Draaibewegingen van de knie zijn in gestrekte stand zijn bijna niet mogelijk.
    Wanneer de knie gebogen wordt, ontspannen een aantal structuren in het kniegewricht, zodat de “stijve” knie veel soepeler wordt en bewegingen toelaat. Zo is het in buigstand, ook bij kniebelasting, mogelijk zijdelingse bewegingen en draaibewegingen te maken zonder dat de knie protesteert.
    De knie kan hierdoor optimaal worden gebruikt in samenwerking met de omringende spieren, zoals de bovenbeenspieren. Sprinten, springen, rotatiebewegingen, hurkzit, schijnbewegingen en veel gecombineerde bewegingen zijn dan mogelijk.
    Pas bij abnormale bewegingen zal er schade kunnen ontstaan.

    Download gratis brochure

    Download gratis brochure

    Oorzaak

    De meeste knieklachten ontstaan tijdens het sporten. Soms is een schop tegen de knie of een ongeluk de oorzaak van knieletsel, maar meestal worden knieklachten veroorzaakt door verdraaiing van de knie. Daarbij blijft het onderbeen staan terwijl de rest van het lichaam één kant opdraait of wanneer de voet vast blijft staan en het onderbeen één kant opdraait. Letsel van de collaterale banden (gewrichtsbanden) komen het meeste voor. Knieklachten kunnen ook ontstaan door overbelasting. Bijvoorbeeld wanneer een voet of enkel tijdens het staan en lopen naar binnen zakt, draait ook het onderbeen één kant op. Hierbij worden de binnenbanden van de knie vaak overbelast.
    Artrose of slijtage, ook een vorm van overbelasting, zien we vaker bij oudere mensen of bij mensen die in hun leven veel zwaar werk hebben verricht. Door de overbelasting slijt het
    gewrichtskraakbeen, waardoor het een onregelmatig oppervlak krijgt.

    Klachten

    Bij blessures of letsels aan de knie zien we vaak een snel optredende zwelling die zeer pijnlijk is. Ook kunnen er klachten zijn van instabiliteit, of dat men de knie niet meer kan bewegen.
    Klachten van iemand met artrose zijn: pijn bij bewegen, een verminderde beweeglijkheid van de knie en de knie verandert van vorm.

    Podotherapeut

    Een podotherapeut kan tijdens het onderzoek de stand en afwikkeling van de voet, enkel, knie en heup controleren. Wanneer tijdens het lopen de enkel te veel naar binnen knikt (overproneert) of naar buiten (oversupineert) heeft dit effect op de knie en de structuren rondom de knie.
    De podotherapeut kan dan de voetstand of voetafwikkeling corrigeren met behulp van podotherapeutische zolen en/of u een goed schoenadvies geven.

    Knieschijf (patella) klachten

    Het kniegewricht bestaat uit het scheenbeen (tibia), het bovenbeen (femur) en de knieschijf (patella). Dit is het botstukje aan de voorzijde van de knie, dat in de pees van de grote quadricepsspier (M. quadriceps) zit. De M. quadriceps loopt aan de voorzijde van het bovenbeen (femur) naar het onderbeen (tibia).
    Deze constructie zorgt ervoor dat je het been kan strekken. De knieschijf heeft hierbij een soort hefboomwerking waarbij het de kracht van de M. quadriceps verhoogt.
    De onder- en achterkant van de knieschijf is bekleed met kraakbeen. Het kraakbeen zorgt ervoor dat de knieschijf een glad oppervlak heeft, om bij beweging gemakkelijk in de speciale groeve op het bovenbeen (femur) te glijden.
    Veel knieklachten ontstaan wanneer het kraakbeen van de knieschijf geïrriteerd wordt of gaat slijten (degenereren). Dit wordt dan meestal chondromalacie of chondropathie genoemd.

    Oorzaak

    Slijtage hoort bij ouder worden, maar kan daardoor soms wel de oorzaak zijn van het ontstaan van klachten.
    De meest voorkomende oorzaak van knieschijfklachten heeft zijn oorsprong in hoe de knieschijf beweegt in de groeve van het bovenbeen (patello-femorale groeve). Dit kunnen we onderverdelen in 3 groepen:

    Klachten

    Typerend voor mensen met patello-femorale klachten is de pijn bij bergaf en trapaf lopen, of die knie lang in een gebogen positie houden (lange autoritten). Soms kun je de knie horen “knarsen” bij het traplopen of dat de knieschijf klikt wanneer deze gebogen wordt. Dit komt doordat de ruwe kraakbeen oppervlakten van de knieschijf en de groeve op het femur tegen elkaar schuren.
    Het kniegewricht kan op deze irritatie reageren met zwelling en ontstekingsverschijnselen.

    1) Dysbalans in de spieren van de M. quadriceps
    2) Dysbalans door een afwijkende bot-/skeletbouw; X-benen en O-benen
    3) Dysbalans door afwijkingen in de anatomische aanleg van groeve of knieschijf; bijv. groeve te ondiep
    Bij de eerste twee punten zal de knieschijf een verkeerde trekkracht ondervinden van de M. quadriceps. Hierdoor wordt de knieschijf meer naar een van de twee zijden getrokken. Meestal is dit naar de buitenzijde, waar op het kraakbeen meer druk zal ontstaan, hetgeen kan lijden tot irritatie dan wel slijtage. In elk geval “spoort” de knieschijf niet meer goed in de groeve.

    Podotherapie

    Een podotherapeut kan tijdens het onderzoek de stand en afwikkeling van de voet, enkel en knie controleren. Wanneer tijdens het lopen de enkel te veel naar binnen knikt (overproneert) heeft dit effect op de knie. De knie zal daardoor meer naar binnen draaien (endoroteren), hierbij wordt de knieschijf meer naar buiten getrokken en zal tegen de buitenrand van de patello-femorale groeve aan gaan lopen. Dit geeft pijnklachten en op de lange duur mogelijk slijtage van de knie. Ook overdreven naar buiten lopen (supineren) kan dit soort klachten veroorzaken.
    De podotherapeut kan dan de voetstand of voetafwikkeling corrigeren met behulp van podotherapeutische zolen of u een juist schoenadvies geven.
    Vaak werkt de podotherapeut bij deze klachten samen met de fysiotherapeut die de bovenbeenspieren (M. quadriceps) zal trainen.

    Tractus iliotibialis frictie syndroom

    De tractus iliotibialis is een dikke bindweefselplaat (spierfascie) die vanaf de heupkam langs de zijkant van het bovenbeen langs de buitenzijde van de knie loopt en zich vast hecht aan het onderbeen (tibia). Deze spierfascie wordt aangespannen door de grote bilspier (M.gluteus maximus) en de tensor fascia latae. Er ligt een slijmbeurs (bursa) tussen het uitstekende deel van het bovenbeen (femur) en de tractus iliotibialis om wrijving te voorkomen.
    De tractus iliotibialis heeft als functie het leveren van stabiliteit aan de buitenkant van de knie. Wanneer de knie buigt, verschuift de ligging van de tractus iliotibialis iets naar achteren en wanneer de knie zich weer strekt schiet hij weer terug naar voren. Deze beweging is meestal verantwoordelijk voor de irritatie en ontstekingen van de tractus iliotibialis en slijmbeursontsteking.

    Oorzaak

    Frictie (wrijving) syndroom geeft eigenlijk al aan dat we hier te maken hebben met een klacht die ontstaat door overbelasting. Deze overbelasting kan onder andere ontstaan door:
    Holvoet. Dit stugge voettype heeft een mindere schokdemping in de voet en enkel waardoor er grotere krachten op de knie komen te staan.
    Een enkel die naar buiten zakt (supineert). Hierdoor ontstaat spanning op de banden aan de buitenzijde van het been.

    O-benen brengen de tractus meer op spanning.
    Beenlengteverschil. De voet van het kortere been zal (ter compensatie) vaak naar buiten kantelen (supineren) waardoor de tractus strakker wordt aangetrokken.
    Slappe kniebanden. Waardoor de knie tijdens het (hard)lopen meer naar buiten draait.
    Schoeisel. Slechte schokdemping of waarbij de voet en knie naar buiten zakken. (Doordat sporters steeds vaker anti-pronatieschoenen dragen, is het aantal klachten schrikbarend toegenomen).
    Wegdek. Als je, bijvoorbeeld, steeds aan dezelfde kant van een bolle weg loopt. Het linker- of rechterbeen wordt op die manier namelijk in een O-stand gedwongen.

    Klachten

    De pijn is meestal gelokaliseerd aan de buitenzijde van de knie. De pijn kan variëren van een doffe tot een scherpe, stekende pijn. Ook kan de slijmbeurs pijnlijk zijn tijdens het lopen of bij lokale druk, bijvoorbeeld er op liggen.

    Podotherapeut

    Een podotherapeut kan onderzoeken of uw klachten een oorzaak hebben in een verkeerde voetstand, beenlengteverschil, afwijkingen in het looppatroon of dat de klachten met uw schoeisel te maken heeft. De podotherapeut kan u een passend advies geven met betrekking tot de dagelijkse bezigheden of een passend schoenadvies. Daarnaast kan de podotherapeut middels een zooltherapie uw verkeerde voetstand corrigeren of bij beenlengteverschil, dit opheffen.

    Shin splints

    Het onderbeen bestaat uit 2 botstukken, het scheenbeen aan de binnenvoorzijde en het kuitbeen aan de zijachterkant. De 2 botstukken worden verbonden door een sterke bindweefselplaat. Onderaan vormen het scheenbeen en het kuitbeen de benige onderdelen van respectievelijk binnen en buitenenkel. De botstukken worden omhuld door een dun beenvlies, dat goed doorbloed is en zeer gevoelig. Denk maar eens aan een stoot tegen de schenen.
    Aan het onderbeen ontspringen een aantal spieren. De diepe kuitspier, de achterste scheenbeenspier en de lange teenbuigspier zijn de belangrijkste.
    Al deze genoemde spieren spelen een rol bij het ontstaan van Shin Splints, waarbij sprake is van irritatie van het beenvlies op de plaats van de aanhechting van de genoemde spieren aan het bot. Hierbij kan het ook gaan om een ontstekingsreactie.

    Wat is shin splints?

    Het ontstaat vaak bij loopsporten waarbij de voet teveel naar binnen beweegt (overpronatie). Dit kan komen door verkeerd schoeisel of een verkeerde voetstand of voetafwikkeling.

    Klachten

    De voornaamste klacht is pijn en wordt meestal gevoeld op de onderste helft van het scheenbeen aan de binnenzijde. De pijn kan ook lager, tot aan de binnenenkel, worden gevoeld. Of hoger, zelfs tot aan de knie.

    De pijn is scherp van karakter en er worden ‘steken’ aangegeven. Bij heviger klachten wordt het als ‘stokslagen’ aangegeven. Dan is de loper duidelijk te lang met de klachten doorgelopen. De pijn wordt gevoeld bij de landing en ook wel bij de afzet. Soms is het voelbaar bij het hurken. Aanraking geeft veel pijn, bijv. als de benen over elkaar worden gelegd. De pijn kan heviger worden bij een lager looptempo. Bovendien geeft een lager looptempo meer klachten.

    Afhankelijk van de ernst van de klachten kan met hardlopen worden doorgegaan. Vaak is de pijn daar echter te hevig voor. Ondanks een rustperiode komen de klachten meestal weer terug als geen aanvullende behandeling wordt ingesteld. Een enkele keer kan er sprake zijn van een licht oppervlakkige zwelling ter plaatse van de pijn en wordt er door de loper een ‘strengetje’ gevoeld.

    Podotherapie

    Een podotherapeut houdt met alle facetten van het probleem rekening. Niet alleen alledaagse activiteiten worden besproken, maar ook zeker sportspecifieke aspecten. Vanwege de veelzijdigheid van het probleem zijn er verschillende therapieën mogelijk, men moet denken aan sportinlegzolen, schoenadvies, tijdelijke ontlasting (zool) in combinatie met fysiotherapie, loopadvies etc.